Zeezoogdieren
In de Belgische wateren komen 2 dolfijnachtigen voor: de bruinvis en de witsnuitdolfijn. Andere soorten dolfijnen komen heel af en toe in het Belgische deel van de Noordzee terecht. We noemen hen “dwaalgasten”. Er leven ook 2 soorten zeehonden: de gewone zeehond en de grijze zeehond. Af en toe komt er ook een walvis voorbij onze kust.
De bruinvis
Wetenschappelijke naam: Phocoena phocoena
Ook al heten deze dieren bruinvissen, het zijn geen vissen maar dolfijnen. De bruinvis is de kleinste maar meest voorkomende dolfijnsoort in onze Noordzee. Deze dolfijn wordt maximaal 1,8m lang en weegt dan 80 kg. Het dier is gemakkelijk te herkennen aan de stompe snuit.
Bruinvissen leven in alle gematigde tot subarctische kustwateren van het noordelijke halfrond. Het aantal bruinvissen is bij ons sinds 1950 sterk verminderd. Mogelijke oorzaken voor deze achteruitgang waren overbevissing en vervuiling. Door overbevissing was er minder haring beschikbaar, één van de favoriete prooien voor de bruinvis. Ook vervuilende stoffen die in zee terechtkwamen (pesticiden, zware metalen), zorgden er mogelijk voor dat de dieren verzwakten en eventueel stierven. Sinds 1995 komen opnieuw meer bruinvissen voor in het Belgische deel van de Noordzee; waarschijnlijk is de oorzaak hiervoor het plaatselijk opnieuw talrijker worden van de haring, en een mogelijk voedseltekort in meer noordelijke gebieden. Er zouden ongeveer 300,000 bruinvissen in de hele Noordzee rondzwemmen.
Er spoelen regelmatig bruinvissen op onze stranden aan. Tussen 1990 en 1996 werden per jaar ongeveer 5 gestrande bruinvissen gevonden, maar het aantal bleef stijgen. In 2011 spoelden zelfs 116 bruinvissen aan. Een aantal hiervan was verdronken in warrelnetten. Deze lange netten worden op de zeebodem gezet om vissen te vangen, maar veel bruinvissen raken ook verstrikt in deze netten en verdrinken. Niet alle bruinvissen die op het strand aanspoelen, zijn dood. Een zieke dolfijn die op het strand aanspoelt, wordt overgebracht naar het opvangcentrum Harderwijk, in Nederland. De dofijnen worden er verzorgd tot ze terug gezond zijn en vrijgelaten kunnen worden.
Witsnuitdolfijn
Wetenschappelijke naam: Lagenorhynchus albirostris
De witsnuitdolfijn heeft een zwaar gebouwd lichaam, een korte, brede snuit en een grote, sterk gekromde rugvin. Deze dolfijn wordt ongeveer 3m lang en weegt dan meer dan 250kg. De rug, vinnen en staart zijn zwart tot grijs; de buik is wit tot lichtgrijs. De snuit is wit, of wit met zwart of grijs. Achter de rugvin is er een witte, zadelvormige vlek. Het is soms moeilijk deze dolfijn op zee te onderscheiden van de witflankdolfijn. Witsnuitdolfijnen leven in gematigde tot subpolaire wateren van de Noord-Atlantische oceaan en de aangrenzende wateren, en komen vaak tot dicht bij de kust voor. De laatste tien jaar spoelde jaarlijks gemiddeld één witsnuitdolfijn aan bij ons. Waarnemingen, meestal van kleine groepjes, komen veel vaker voor.
© foto J.Nuyts
Gewone zeehond
Wetenschappelijke naam: Phoca vitulina
Gewone zeehonden leven op zandkusten. Er zijn onder meer kolonies in Nederland (Zeeland, Waddeneilanden, Westerschelde) en Frankrijk (Baai van de Somme). Aan de Belgische kust zijn er geen echte kolonies, er komen enkel individuele dieren voor. Gewone zeehonden worden geboren in de zomermaanden en hebben dadelijk een grijsbruine vacht. Ze worden enkele weken gezoogd door de moeder en moeten het dan alleen redden. Ze eten vis, krabben, garnalen. Een gewone zeehond kan 25 jaar oud worden. Een bijzonder kenmerk bij deze soort zeehonden: de neusgaten staan in een V-vorm.
Grijze zeehond
Wetenschappelijke naam: Halichoerus grypus
Grijze zeehonden komen meestal voor aan de rotskusten van het Verenigd Koninkrijk, maar er bestaan ook kleine kolonies in Nederland en Frankrijk. Grijze zeehonden kunnen 3m lang worden en wegen dan 300kg. De jongen worden geboren in de wintermaanden en hebben dan een witte vacht. Na enkele weken te hebben gezoogd bij de moeder, verliezen ze deze vacht en dan staan ze er alleen voor. Grijze zeehonden hebben een spitsere kop dan gewone zeehonden. Hun neusgaten staan parallel.
Potvissen
Wetenschappelijke naam: Physeter macrocephalus
Walvissen kunnen ingedeeld worden in tandwalvissen en baleinwalvissen (met baleinen in hun bek in plaats van tanden). De potvis is de grootste van alle tandwalvissen. Mannetjes worden maximaal 22m lang en ze kunnen meer dan 60 ton wegen. Vrouwtjes worden maximaal 17m lang en wegen dan 38 ton. Potvissen kunnen meer dan 60 jaar oud worden. Deze walvissen zijn herkenbaar aan hun zeer grote kop en een lange onderkaak. De kop bevat veel vet dat een rol zou spelen bij het duiken en drijven en bij het vormen van geluid. Potvissen zijn uitstekende duikers. Van alle zeezoogdieren kunnen zij het diepst en het langst duiken: tot 3.000 meter diep en tot 2 uur lang. Ze moeten zo diep duiken om hun lievelingseten, reuzeninktvissen, te vangen.
Voorkomen
Potvissen komen voor in de subtropische en tropische gebieden van alle oceanen. Potvisvrouwtjes blijven in het zuiden. De mannetjes zijn echte zwervers: ze trekken in de lente van de Azoren in de noordelijke Atlantische Oceaan, naar het koude water rond Noorwegen. In de herfst keren ze dan terug naar het zuiden om zich voort te planten.
Strandingen
Bij hun terugkeer naar het zuiden in de herfst, maken soms groepjes mannetjes de vergissing de Noordzee in te zwemmen ten oosten van Schotland, in plaats van Schotland ten westen voorbij te zwemmen. Als ze in de Noordzee zwemmen, leidt hun instinct hen steeds verder naar het zuiden, maar daar vormen de ondiepe zandbanken en de getijstromingen een echte val. Potvissen zoeken hun weg met hun sonar, ze volgen de weerkaatsing van het geluid. Dit systeem werkt niet goed op plaatsen waar de bodem zandig en ondiep is, zoals in de Noordzee.
Aan onze kust strandden er potvissen in 1954, 1989, 1991 (het dier zwom op eigen kracht terug weg), 1994 (3 te Koksijde en 1 te Nieuwpoort; zie foto). De meest recente potvisstranding dateert van 8 februari 2012 op het strand van Knokke-Heist.
Hoe sterven potvissen in de Noordzee of op het strand?
De Noordzee is zeer ondiep, en dus kunnen potvissen er niet goed overleven. Ze vinden in de Noordzee geen geschikt voedsel en zullen er langzaam verhongeren of op een strand aanspoelen. In zee wordt het zware lichaam van de potvis door het water ondersteund, zodat het bijna gewichtloos is. Maar als een potvis in ondiep water terechtkomt, zal het dier op de zijkant komen te liggen. Als de ademhalingsopening te lang onder water blijft, zal het dier verdrinken. Als het dier aanspoelt, zal het zonder de steun van het water bezwijken onder zijn eigen gewicht. Men kan proberen om potvissen die in ondiep water terechtkomen terug naar dieper water te leiden, maar een potvis die levend op het strand terechtkomt, kan jammer genoeg niet meer gered worden.
Strandingen op Noordzeestranden
Als dolfijnen ziek of gewond zijn, kunnen ze aanspoelen op het strand. Zieke dolfijnen of dieren die uitgeput zijn, worden in een speciale draagberrie naar het opvangcentrum Harderwijk in Nederland gebracht. Daar worden ze verzorgd tot ze weer beter zijn en ze weer vrijgelaten kunnen worden.
Het gebeurt regelmatig dat jonge zeehonden op onze stranden aanspoelen. Enkele weken na de geboorte worden ze alleen gelaten door hun moeder en moeten ze het alleen zien te redden. Deze periode is heel moeilijk voor de zeehonden. Als ze niet genoeg voedsel vinden, en ziek of gewond zijn, kunnen ze uitgeput op het strand terecht komen. Zeehonden die op het strand gevonden worden en die ziek of gewond zijn, worden overgebracht naar Sea Life Blankenberge, een zeehondenopvangcentrum aan de kust. Daar worden ze verzorgd tot ze weer op krachten zijn. Wanneer gewone zeehonden 35 kg wegen en helemaal gezond zijn, worden ze weer vrijgelaten. Grijze zeehonden moeten 50 kg wegen voordat ze worden vrijgelaten in de Baai van Heist aan onze kust.
Wetenschappelijk onderzoek
Dode zeezoogdieren worden altijd onderzocht. Men probeert tijdens de autopsie mogelijke ziektes en de doodsoorzaak vast te stellen. Wetenschappers nemen stukjes weefsel weg om na te gaan of er vervuilende stoffen in het lichaam zitten. Alle zeezoogdieren, dus ook dolfijnen, zijn beschermd in België.
Wanneer je een levend zeezoogdier ziet, kun je dit melden aan de BMM via het e-mail adres dolphin@mumm.ac.be. Wij houden alle gegevens over strandingen en waarnemingen van zeehonden en andere zeezoogdieren bij in een databank. Wanneer je een dood zeezoogdier op het strand vindt, verwittig dan de BMM op het nummer 059/70.01.31 of bel de politie.