< Terug naar infodossier
De diversiteit aan soorten
De diversiteit aan soorten verwijst naar de verscheidenheid aan dieren, planten, paddenstoelen en micro-organismen die leven in een bepaald gebied. Ze is makkelijk te herkennen: een bloemenrijk grasland bevat meer soorten dan een korenveld dat wordt gedomineerd door de geteelde graansoort.
Hoe wordt de diversiteit aan soorten gemeten?
De eenvoudigste manier is het bepalen van de soortenrijkdom: het totale aantal soorten dat voorkomt op een bepaalde plaats. Daarbij kan de positie van de soorten in de classificatie worden bepaald. Zo zijn er 73 soorten zoogdieren in België en meer dan 17 000 soorten insecten.
Nadat het aantal soorten is bepaald, kan men nagaan in welke mate of aantallen ze voorkomen. Dit wordt uitgedrukt op verschillende manieren. De densiteit is het aantal individuen van een soort per eenheid van oppervlakte. Ze wordt berekend voor soorten die makkelijk te tellen zijn, zoals vogels of zoogdieren: men telt bv. drie koppeltjes pimpelmezen per hectare.
De biomassa is de totale massa van een soort per eenheid van oppervlakte. Ze wordt meestal gebruikt wanneer het aantal individuen te hoog ligt om te worden geteld (insecten, planten): als de nesten van rode bosmieren in een bos een biomassa van 10 kg vertegenwoordigen, en wetende dat een mier tussen 10 en 15 mg weegt, dan betekent dat ... een hele hoop mieren!
Relatief weinig soorten komen echt overvloedig voor. De meeste zijn minder algemeen, zeldzaam of zeer zeldzaam. Ze spelen echter allemaal een essentiële rol in de werking van ecosystemen.