< Terug naar infodossier
Genetische diversiteit
Een gen is een deel van het DNA (erfelijk materiaal), en vormt de basis van ons erfelijk systeem. Ieder individu, met uitzondering van eeneiige tweelingen, is gekenmerkt door een unieke genencombinatie.
De genetische diversiteit blijkt zowat oneindig, maar individuen die behoren tot dezelfde soort vertonen zeer sterke gelijkenissen in hun genetisch materiaal. De mate waarin binnen een soort variatie voorkomt is cruciaal, omdat ze het aanpassingsvermogen bepaalt. Hoe groter de genetische diversiteit van een soort, hoe beter ze zich kan aanpassen aan wijzigende milieufactoren. Omgekeerd geldt: hoe geringer deze diversiteit, hoe groter de uniformiteit van de soort en de kans dat ze zich niet zal kunnen aanpassen aan nieuwe levensomstandigheden.
De genetische diversiteit binnen een populatie kan sterk worden beïnvloed door toedoen van de mens. Het huidige aanbod aan gedomesticeerde gewassen en vee is het resultaat van een kunstmatige selectie over een periode van ruwweg 10.000 jaar, waarbij nuttige eigenschappen als een hogere melkproductie of resistentie tegen bepaalde ziekten werden uitgeselecteerd. Als gevolg van de globalisering van de markt staan op dit moment echter maar een twintigtal soorten in voor 80 % van de voedselproductie. Deze enge voedselbasis, met een nog steeds afnemende genetische diversiteit, zou snel kunnen leiden tot een rampscenario, aangezien deze soorten erg gevoelig zijn voor parasieten, ziektekiemen of andere factoren.
Recent wordt via genetische manipulatie het genetisch materiaal van soorten ook rechtstreeks aangepakt, om nieuwe genencombinaties te creëren met het oog op verbeterde eigenschappen voor het gebruik door de mens. Deze vernieuwde technieken wekken echter ongerustheid op, vanwege de mogelijke schadelijke invloed van gemanipuleerde gewassen op de natuurlijke biodiversiteit.