Berm
We vergeten te vaak dat de straat een storend element is in het landschap en een belangrijke oorzaak is van de versnippering en isolatie van de ecosystemen. Het verkeer eist bovendien een zware tol van zoogdieren, vogels en insecten. Ook de luchtvervuiling, watervervuiling en het gebruik van zout hebben een sterk negatief effect op vegetatie en beken langs de straat.
Het regenwater dat van de weg afstroomt bevat zware metalen en oliën en mag dus niet terecht komen in de sloten, want het vervuilde water verstoort het ecosysteem. Door het graven van een greppel tussen weg en sloot kan het regenwater, indien er geen afzonderlijke afvoer aanwezig is, hier bezinken.
Kijk voor meer informatie over het beheer van bermen op http://www.wegen.vlaanderen.be/wegen/bermen/bermbeheer/
Wegbermen hebben een specifiek microklimaat met veel zon en droge omstandigheden. Heel wat grotere insecten, zoals sprinkhanen, gedijen hier goed. Van de twee hoofdgroepen, de veld- en de sabelsprinkhanen, zijn de veldsprinkhanen de lawaaierigste, plantenetende springers met korte en dikke antennen. Sabelsprinkhanen eten vooral andere insecten en hebben lange en heel dunne antennen.
Een algemene soort is de grote groene sabelsprinkhaan, die je kunt vinden op plaatsen met hogere vegetatie, zoals ruigten, struwelen, akkers en vrijstaande bomen. De sabelsprinkhaan dankt zijn naam aan de sabelachtige verlenging aan het achterlijf van het vrouwtje. Die verlenging wordt gebruikt om eitjes af te zetten. De mannetjes herken je aan het 'zingen', dat ontstaat wanneer ze hun voorvleugels langs elkaar wrijven. Je hoort ze van de middag tot diep in de nacht.
Hoewel veel sprinkhanen door hun vraatzucht als schadelijk worden ervaren, is de grote groene sabelsprinkhaan nuttig. Hij eet planten, maar zijn hoofdvoedsel bestaat voornamelijk uit andere insecten, die hij met zijn stekelige voorpoten grijpt en met zijn sterke kaken in stukjes knipt.
Hommels: nuttige diertjes
Je hebt zeker al eens een bolletje wol zien en horen voorbij snorren. Dat was gegarandeerd een hommel, een groot en behaard insect, nauw verwant aan de honingbij. Bij het vliegen maken hommels veel lawaai en trekken zo onze aandacht. De aardhommel is de grootste hommelsoort in tuinen en wegbermen en je kan ze te zien krijgen van februari tot oktober. Ze behoren tot de eerste insecten in het voorjaar en de koninginnen gaan dan op zoek naar sneeuwklokjes, krokussen en andere voorjaarsbloeiers. Tegenwoordig worden een aantal hommelsoorten ook gekweekt. Ze worden losgelaten in serres om daar voor de bestuiving te zorgen, bijvoorbeeld bij tomaten en komkommers.
Hommels hebben net als bijen en wespen een angel en kunnen steken, maar doen het zelden. Hommels die op hun rug liggen, moet je altijd met rust laten. Het is hun verdedigingshouding: klaar om te steken.
Wist je dat hommels in staat zijn om hun eigen lichaamstemperatuur te regelen? De spieren die hun vleugels bewegen kunnen ze ook gebruiken om hun lichaam op te warmen. Net als zoogdieren hebben ze daardoor een constante temperatuur tussen 34 en 38 graden! Veel soorten trekken zich dan ook weinig aan van koude en regen. Je kunt ze daarom al in het begin van de lente, vanaf een temperatuur van 5 graden, zien rondsnorren in je tuin. Honingbijen daarentegen hebben een minimale temperatuur van 15 graden nodig om uit te vliegen.
Straten zijn moordkuilen voor dieren en insecten. Denk maar eens aan de duizenden egels die jaarlijks overreden worden. Af en toe kun ook jij op een veilige manier helpen, bijvoorbeeld met de paddenoverzet! Kijk voor informatie hoe je de diertjes veilig helpt oversteken: Paddenoverzet.
Wegbermen zijn belangrijk om hun verbindingsfunctie tussen verschillende natuurelementen in het landschap. Door aangepast beheer kunnen wegbermen uitgroeien tot pareltjes van langgerekte hooilanden waarin planten, insecten en zoogdieren hun geschikte groeiplaats, voedselplanten, voortplantingsplaats en schuilplaats kunnen vinden.
Het maaien kan gebeuren met maximaal respect voor insecten. De bermen mogen in Vlaanderen pas gemaaid worden vanaf 15 juni en opnieuw na 15 september, in Wallonië vanaf 15 juli. Deze data zijn gekozen in functie van de zaadvorming van planten en in Vlaanderen is het niet toegelaten vóór deze data te maaien.
Voor insecten zijn bloemen erg belangrijk als voedselplant en de insecten die nog onvolgroeid zijn (en zich nog in het stadium van ei, rups of pop bevinden) krijgen de tijd om zich te ontwikkelen. De mobiele soorten herkoloniseren de berm zodra de omstandigheden opnieuw geschikt zijn. Minder mobiele soorten hebben helemaal geen kans tegen dit wegbermbeheer.
De oplossing ligt in gefaseerd maaien. Hierbij wordt ongeveer de helft van de wegberm niet gemaaid, zodat er een lappendeken ontstaat van hoge en lage grasbermen. Insecten keren snel terug vanuit het ongemaaide gebied. De verst van de weg gelegen strook kan zonder negatieve gevolgen voor de insectenrijkdom of voor de weggebruiker eenmaal per jaar of zelfs maar eens om de twee jaren gemaaid worden.
Bij warm en mooi weer zijn insecten het meest actief. Als er dan gemaaid wordt, kunnen de volwassen dieren vluchten. Indien het echter koud en vochtig is dan zitten de insecten diep verscholen in de graspollen waardoor ze in het maaisel belanden en afgevoerd worden. Maaien bij mooi weer heeft nog een voordeel. Nat maaisel wordt door de afzuiginstallatie slechter afgevoerd, waardoor een deel van het maaisel op de berm achterblijft. Dit zorgt voor ongewenste nitraatverrijking waardoor dominante plantensoorten worden bevoordeeld.
Huis
Hoe help je de biodiversiteit in je huis?
|
Tuin
Hoe help je de biodiversiteit in je tuin?
|
Straat
Hoe help je de biodiversiteit in je straat?
|
|
|
|